Niet vullen, maar poetsen (en flossen)!

Ook in december, snoep verstandig!

Chocoladeletters, pepernoten, marsepein, kerstkransjes en ander lekkers; er wordt heel wat af gesnoept in december. Maar hoe houd je je mond gezond met al die zoetigheid?

Een leugentje om bestwil

Liegen en bedriegen om iemand te genezen is wel een hele boude uitleg van het placebo-effect. Het zelfgenezend vermogen door suggestie klinkt dan een stuk vriendelijker. Het placebo-effect is in ieder geval het positieve effect dat de patiënt ervaart door therapie die niet medisch werkzaam is, puur omdat hij of zij dat verwacht. Denk dan aan het op een ibuprofen lijkende suikersnoepje die ook de pijn stilt, nep-operaties met goede resultaten en hoe zit het eigenlijk in de mondzorg?

Een nep-endo bijvoorbeeld? Dat zou wat zijn! Verdoven, cofferdam, boren in het luchtledige en daarna wat rommelen met vijlen, hypochloriet en ‘burning rubber’. Nooit meer op zoek naar het 4e kanaal, nooit meer perforeren en nooit meer een afgebroken vijl. Maar zal de pulpitis of parodontitis apicalis ook verdwijnen, alleen maar omdat de patiënt dat verwacht?  Dat  lijkt me een brug te ver, maar misschien onderschat ik de kracht van ‘mind over body’. Wellicht moet ik het maar eens proberen en een dergelijk toneelstukje opvoeren, maar wat declareer ik dan voor liegen en bedriegen?

Het placebo-effect is misschien beter toepasbaar op iets vaags, zoals een a-specifieke aandoening met een multi-factoriële oorzaak. De patiënt heeft ergens last van, maar er is geen echte afwijking en het is ook niet duidelijk hoe het nou komt. Temporomandibulaire dysfunctie bijvoorbeeld, een musculo-skelletale afwijking, waar de tandarts wat mee moet, omdat het nou eenmaal de kaken en kauwspieren betreft.

De patiënt presenteert zich met pijn in de wang of rond het oor en dan doen wij waar we goed in zijn: onderzoeken of er geen tandheelkundige oorzaak is. Maar ook als deze er niet is denken we te weten hoe TMD te behandelen, ondanks dat we niet precies weten wat er nou aan de hand is en hoe het nou komt. Vroeger dachten we dat TMD door ‘occlusitis’ kwam, waarna de tandarts-gnatholoog het hele gebit verbouwde door deze in te slijpen of de beet te verhogen met uitgebreid kroon- en brugwerk. Gelukkig liggen deze tijden inmiddels  ver achter ons.

Tegenwoordig weten we dat het niet uitmaakt hoe je TMD behandeld, want na 6 maanden is het resultaat toch altijd hetzelfde, het zogenaamde ‘regression to the mean’-effect, oftewel het natuurlijk beloop. Dus wat je ook doet; doe zo weinig mogelijk!

‘Niets doen’ ligt dan voor de hand, maar de meeste tandartsen willen toch ‘iets’ doen en de patiënt verwacht dat eigenlijk ook. Verwijzen naar de fysiotherapeut, die wél wat weet van het bewegingsapparaat is natuurlijk het allerbeste, maar als je als tandarts toch wat wil doen, kun je natuurlijk altijd teruggrijpen op de gouden standaard bij de behandeling van TMD: de uitneembare beetverhoging van kunsthars, de zogenaamde opbeetplaat of splint. Hiervan weten we dat het iets meer doet, dan niets doen, maar we weten niet waarom. Het placebo-effect zou dus een grote rol kunnen spelen en dat moeten we dan ook uitbuiten om een maximaal behandelresultaat te krijgen. Het helpt dan als de behandelaar ook echt gelooft in splint-therapie, want anders moet je er goed over kunnen liegen om de noodzakelijke hoge verwachtingen te scheppen bij de patiënt. Leugentjes om bestwil dus.

Zelf ben ik te goed geïnformeerd om nog in splint-therapie te geloven en een weinig overtuigende leugenaar, dus doe ik bij TMD niets. Nou ja, bijna niets. Ik stel de diagnose en stel gerust, maar doe dit wel met volle overtuiging met vaak een (zelf-)genezen patiënt tot gevolg. En of dat nou ligt aan het placebo-effect of het natuurlijk beloop, maakt natuurlijk niet uit, maar ik hoef er in ieder geval niet om te liegen en te bedriegen.

Jerry Baas

Zeg, hoe goed ben jij eigenlijk verzekerd als het om je gebit gaat?

Het is een vraag die ieder jaar weer terugkomt. En je bent niet de enige die soms door de bomen het bos niet meer ziet. Om je tijdens de overstapweken een handje te helpen, leggen we met een animatiefilmpje uit hoe het ook al weer zit met de zorgverzekering en de aanvullende tandartsverzekering.

Stop met roken en vapen. Doe mee aan Stoptober!

Stoppen met roken en vapen valt niet mee. Maar als je nu eens samen met tienduizenden anderen die eerste stap zet? Doe daarom in oktober mee met Stoptober, de meest succesvolle methode om van je verslaving af te komen.

Holistische tandartsen en hun toverstok

Holisme de baas

Hocuspocuspilatespas, ik wou dat ik een holistische tandarts was. Met de boor als toverstaf de hele mens helen; lichaam en geest. Gaatjesvuller, dokter, zielenknijper en sjamaan ineen. Ik wou dat ik kon toveren!

Maar wat blijkt; ook zonder toverspreuken kan de boor de hele mens helen. Althans, een gezonde mond heeft invloed op de algehele gezondheid en dit geldt ook andersom. Dit is zelfs al aangetoond voor ziektes als diabetes type 2, hart- en vaatziekten en kanker en ook de positieve invloed van een pijnvrije mond en een mooie lach op het geestelijk welbevinden is moeilijk te weerleggen.

We kunnen ons dus gewoon met ons vak bezig houden om holistisch te werken. We hoeven geen arts of psycholoog te worden en we hoeven ons zeker niet te verdiepen in ‘zorg’, waarbij de influencers op social-media de specialisten zijn en waar vooral de fabrikanten van de pillen, poeders en andere prullaria beter van worden. Schoenmaker, houdt u bij uw leest!

Toch is het opvallend dat maar enkele tandartsen zich profileren als een genezer van de hele mens. Misschien is de gemiddelde tandarts wars van pretentie of zijn ze al zo trots een eenvoudige  gaatjesvuller zijn, dat ze al het andere wat we kunnen, liever onbenoemd laten. Bescheidenheid siert de mens.

We zijn dus allemaal holistische tandartsen, al is onze invloed op de algehele gezondheid slechts bijvangst van onze inspanningen in de mond. Ook weten we pas van enkele ziektes dat we er ook echt invloed op hebben, dus misschien is het maar beter om voorlopig niet te koop te lopen met hocus pocus holisme. We kunnen dan wel toveren met onze boor, maar we kennen nog lang niet alle toverspreuken.

Jerry Baas

Behandelen tandartsen patiënten of cliënten?

Quiz
Petje op, wij behandelen patiënten of, petje af, we behandelen cliënten. Petje op toch, want cliënten klinkt zo commercieel! We zijn toch geen winkeliers of stiekum toch wel? Wat is het verschil eigenlijk tussen patiënten en cliënten?
‘Patiënten zijn zorgbehoevend en worden daarvoor behandeld (petje op) en cliënten in de zorg krijgen een behandeling die niet gericht is op genezing van een aandoening of ziekte (petje af).’ Cariës en ontsteking (gingivitis, parodontitis, enzovoort met -itis) zijn volgens mij de enige echte ziektes in ons vak, maar als je niet goed kunt kauwen, lachen of praten levert dat ook een zorgvraag op. Aan patienten geen tekort dus.
Toch zijn er tegenwoordig praktijken waar misschien wel de helft van de omzet wordt gemaakt met preventieve mondzorg bij cliënten, die dus niet zorgbehoevend zijn. Voorkomen is namelijk beter dan genezen en een goed verdienmodel bovendien. Bijna al mijn cliënten gaan in ieder geval regelmatig naar de mondhygiënist of preventie assistent of er nou een tandvlees ziekte is of niet en met als steeds weer terugkerende onderdeel: de mondhygiëne-instructie. Net zolang, totdat er niets meer te verbeteren valt, ze er gek van worden en gaan klagen over betutteling. Doel bereikt.
Er zijn ook praktijken die onder preventieve tandheelkunde nog iets anders verstaan. Daar worden ‘gezonde’ vullingen en kronen vervangen voor nieuwe, mooiere en duurdere exemplaren. Dit is ook een uitstekend verdienmodel, maar levert geen gezondheidswinst op en soms zelfs (weefsel-)verlies. De (onwetende) cliënten worden hier weliswaar niet betutteld, maar wel ingepakt door een als tandarts vermomde winkelier.
Echte preventie zorgt gelukkig wel voor gezondere monden, maar helaas wordt deze winst steeds meer gecompenseerd  door de toegenomen functionele en esthetische wensen van de patiënten. Dus hoe commercieel sommige mondzorgverleners  ook zijn en (preventieve) zorg verkopen aan gezonde cliënten, aan echte patiënten valt nooit te ontkomen.
Mijn antwoord op de vraag (Petje op; wij behandelen patiënten of Petje af; we behandelen cliënten.) is dan ook: ik reken beide goed.
Jerry Baas

Bloed prikken en bloeddruk meten bij de tandarts

Sluipmoordenaar

Prikkoning in de mond, maar bloednerveus er buiten. Ik moet bekennen dat ik nerveus was toen ik de eerste keer een (pieterpeuterig) prikje moest zetten in een vinger voor een druppeltje bloed. Daarna werd het een routineuze handeling, die nodig was om de gezondheid van mijn dochter te bewaken.

Zij heeft namelijk diabetes type 1, een ziekte die (nog) niet te genezen of te voorkomen is. Dit geldt niet voor de meest voorkomende suikerziekte, diabetes type 2. Dat is een sluipmoordenaar met ernstige gevolgen als je er te laat achter komt of er slecht mee om gaat.

Voorkomen is dan beter dan genezen. Als de diagnose bij ouderdomssuiker te laat gesteld wordt, is de inmiddels opgelopen schade helaas niet meer te repareren. Neurophatische pijn en amputaties liggen dan op de loer. Een horrorscenario die je natuurlijk altijd voor moet zijn.

Een andere sluipmoordenaar is een hoge bloeddruk. Ook een ziekte die uiteindelijk ernstige gevolgen heeft, maar die al een tijd aanwezig kan zijn, voor je het door hebt. Als je dan eindelijk eens naar de huisarts gaat met gezondheidsklachten en de diagnose wordt gesteld, dan is het eerste deel van het leed al geleden. Dat wat voorkomen had kunnen worden, door bijvoorbeeld een jaarlijkse preventieve meting bij de huisarts of misschien wel bij de tandarts, waar je toch al regelmatig komt voor het gebitsonderhoud.

Misschien is het helemaal geen slecht idee en zeker het overwegen waard, om voortaan tijdens de tandartscontrole ook nog even een bloedprikje en een bloeddrukmeting te doen. Echte dokters moeten dan natuurlijk een protocol opstellen wie en wanneer er geprikt moeten worden en wat met deze gegevens te doen, maar de uitvoering is in de tandartspraktijk in goede handen. Efficiënt en goedkoop onderzoek kan dan hoge zorgkosten en vooral veel leed voorkomen.

Dat het idee van een gezondheidscheck bij de tandarts, wat al jaren af en toe besproken wordt in tandartsenland, nog steeds niet serieus onderzocht is, zal wel weer met geld te maken hebben. Dat de zorg betaalbaar moet blijven, is logisch, maar dat er steeds wordt ingezet op korte termijn versus lange termijn, curatie versus preventie en scoren versus investeren is kortzichtig en onverstandig. Daar wordt deze prikkoning bloednerveus van.

Jerry Baas

Uitzendbureau’s in de mondzorg

N=1=exit

Handig hoor, al die uitzendbureaus in de mondzorg. Handig voor de werkzoekenden, want eigen initiatief is niet meer nodig, maar ook voor mij als praktijkhouder. Ik zoek, zij vinden. Waar ik ook naar op zoek zou zijn, zij hebben het in de aanbieding; tandartsassistenten die alles kunnen en gedaan hebben (voorbehouden of niet), ZZP-mondhygiënisten die veel meer omzetten dan de gemiddelde tandarts en daar dan slechts 60% van willen opstrijken of one-man-army-tandartsen die op 3 kamers werken en zo single-handedly je omzet verdubbelen en tegelijkertijd het tandartstekort oplossen, mocht daar behoefte aan zijn. Alle smaken hebben ze, om van te watertanden.

Zelf had ik helaas een iets minder goede ervaring met de mondzorgbaan-bemiddelaars, al is het n=1, dus u kunt het direct weer vergeten. Toen ik één keer echt omhoog zat en dringend assistentie nodig had, nam ik maar eens contact op met één van de vele bemiddelingsbureaus. Ondanks de dagelijkse e-mails met het aanbod van de meest fantastische kandidaten, had ik ze tot dan toe altijd links laten liggen, want ik regelde het zelf wel. Wellicht tegen beter weten in.

Weldra kwamen ze op de proppen met een zeer ervaren (want zeer oude) tandartsassistente. Ze was handig aan de stoel, maar onhandig met computers (voordat alleen nog maar de patiëntenkaart op het scherm stond, waren we tien minuten verder). Daarnaast had ze ook nog irreële salariseisen voor wat ze kon en was ze niet inzetbaar voor het aantal uren wat ik had aangevraagd. N=1=exit en dat scheelde ook weer bemiddelingskosten, want ‘no cure, no pay’.

Handig was voor mij toch niet zo handig en onnodig bovendien, want met personeel ronselen heb ik meestal niet zo’n moeite. Mijn meeste sollicitanten komen namelijk via het netwerk van de al bij mij werkzame tandartsen, mondhygiënisten en ook via de studenten mondzorgkunde en tandheelkunde die bij mij in de avond werken. Soms lukt het dan toch niet om een tandarts te vinden en dan is er altijd nog de vacaturebank van de ‘good old’ KNMT. (Heeft de NVM eigenlijk ook een vacaturebank?).

Wat misschien wel heel onhandig van mij is, is dat ik voor nieuwe tandartsassistenten  een voorkeur heb voor kandidaten die het vak nog moeten leren. Dat heeft wel als voordeel dat er altijd heel veel reacties op mijn leerbaan-vacatures (op Indeed) zijn, want ook een vooropleiding van meer dan VMBO vraag ik niet. De selectieprocedure moet ik dan als niet HRM-professional natuurlijk zelf doen, maar dan is de kans wel groter dat de gekozen kandidaat beter bij jou en je praktijk past.

Mijn ervaring is inmiddels, dat de aangenomen talenten het vak in de praktijk, ondersteunt door een online cursus, snel leren en binnen een maand kunnen meedraaien aan de stoel en achter de receptie. Als je iemand een kans geeft, wordt je vertrouwen niet snel geschaad. Ze hebben dan wel geen ‘branch-erkende’ (wie bepaalt dat eigenlijk) opleiding gedaan, maar dat is volgens mij ook helemaal niet nodig of wettelijk verplicht. Het ABC-kwaliteitskeurmerk wat de KNMT nu weer heeft bedacht, is wat dat betreft, net als de KRT, een wassen neus.

Nog steeds lees ik met veel belangstelling het aanbod van de baanbemiddelaars in de vele e-mailbrieven die voorbij komen en verwonder ik me vaak over het aanbod en hoe ze al deze topkandidaten steeds weer weten te vinden. Hier zullen vast veel tandartspraktijken dankbaar gebruik van maken en zodoende de bemiddelaars vorstelijk belonen voor hun goede werk. Handig hoor, al die uitzendbureaus in de mondzorg.

Jerry Baas

De loepbril en microscoop in de tandheelkunde

Ziende blind zijn
Door te kijken kun je zien, maar zie je ook beter, als je beter kijkt? Door een loepbril bijvoorbeeld. Het is in ieder geval opmerkelijk dat ik tegenwoordig nog één van de weinige tandartsen ben, die zonder vergroting z’n patiënten te lijf ga. Zou ik beter ook niet eens 2 van die sterrenkijkers aanschaffen?
Je ziet ook beter als je weet waar je naar moet kijken. Het is toch regelmatig voorgekomen dat ik er bij een onervarener collega (mét jampotglazen) werd bijgehaald om de gemiste zenuwkanalen tijdens de endostart te vinden. Dat mij dat dan vaak wel lukte, gooi ik dan maar op ervaring en wellicht een betere kennis van de anatomie van het gebitselement (ondanks mijn schandalig korte opleiding van 5 jaar), al kan ik me wel goed voorstellen dat als je met versterking in een pulpakamer kijkt, je meer ziet en dus ook beter weet waar je moet zoeken.
Waarom heb ik dan de microscoop die ik 10 jaar geleden kocht, 5 jaar later weer de deur uitgedaan? De reden hiervoor was dat deze niet meer werd gebruikt, sinds de bij mij werkzame tandartsen een loepbril hadden aangeschaft. Maar hoe zat het dan met mijzelf? Puur natuur, zonder versterking, nog net niet op de tast en er toch van overtuigd dat ik voldoende zie om het vak uit te oefenen. Struisvogelpolitiek, wat nodig eens onder de loep moet worden genomen.
Redenen voor mij om geen loepbril te nemen, anders dan de prijs van soms wel 5000 euro, waren tot nu toe een collega die zijn burn-out er aan weet, want zijn hersenen zouden overprikkeld zijn geraakt door de omschakeling van ‘zoom in-zoom uit’. Een andere reden is over-diagnostiek, want je ziet veel meer met vergroting en net als bij digitale occlusie-analyse krijg je dan (te)veel informatie, waarbij het voor de kijker vaak moeilijk is om de hoofd- van de bijzaken te onderscheiden. Uitzoomen en je afvragen of wat er van heel dichtbij niet perfect uitziet, maar wat prima functioneert en geen klachten oplevert, ook een afwijking is, waar je wat aan moet doen, voorkomt dan overbehandeling. ‘Ziende blind zijn’ is een keuze.
Kronen doe je gelukkig met 4 ogen. Als mijn schouder niet perfect glad is, corrigeert de tandtechnicus (of, in het geval van de volume-doppenduwers, de Cerec) dat wel, zodat de indirecte restauraties alsnog perfect passen. Loepbril overbodig, net als voor prothesewerk of orthodontie. Bij vullingen kan ik me voorstellen, dat je met vergroting een veel gladder oppervlak krijgt, omdat je waarschijnlijk vele malen langer polijst, totdat ook in de ingezoomde wereld er geen onregelmatigheid meer te ontdekken is, maar is er voor die extra 15 minuten boenen eigenlijk ook een tarief?
Verbetering van de ergonomie dan? Mijn mondhygiënistes hebben namelijk om die reden een loepbril aangeschaft in verband met nek- en schouderklachten die na gebruik ervan ook flink verbeterden. Tandartsen hebben gelukkig een fysiek veel minder zwaar vak en afwisselender bovendien, zodat wij veel minder snel werk gerelateerde klachten hebben dan onze minder breed opgeleide vakgenoten. Een goede houding, een zadelstoel, assistentie en verlichting is wat dat betreft meestal voldoende voor de tandarts om pijnvrij te kunnen werken.
Je hoeft geen ziener te zijn om te weten dat je met vergroting ook niet alles ziet. Je kijkt dan misschien wel veel beter, maar zie je het ook? In mijn geval is het misschien wel een goed idee om de microscoop weer terug te kopen, al kan ik die paar moeilijke endo’s natuurlijk ook verwijzen naar de om werk verlegen endodontologen in de hoofdstad. Verder stel ik de loepbril nog even uit, want ik denk dat mijn oude ogen bij voldoende verlichting nog steeds het goede van het kwade in de mond kunnen onderscheiden. ‘Het is gezien, het is niet onopgemerkt gebleven’, zoals iemand ooit schreef.
Jerry Baas

Minder is meer

Nooduitgang

Parttime boren is ook boren, maar dan minder. Minder vaak bedoel ik dan, niet minder zoals het tegenovergestelde van beter, want dan zou het slechter zijn. Daar zou ik maar boorvrees van krijgen en dat heb ik niet. Niet meer.
Mijn boorvrees is vrij snel na m’n afstuderen ontstaan. Ik nam toen veel waar voor mentaal of fysiek geblesseerde collega’s en werd geacht om als beginneling hun agenda’s over te nemen. Dat was natuurlijk iets teveel gevraagd voor mij en mijn slachtoffers (ik was in dat eerste jaar liever niet m’n eigen patiënt geweest) en al snel ging ik op zoek naar de nooduitgang. Weg uit de praktijk, weg uit de ellende van te volle agenda’s en mijn eigen geklungel. Het liefst naar iets zonder geboor of waar iemand anders dat deed.
Weldra werkte ik 2,5 dag per week op ACTA en heb ik een tijd lang behandelplannen gemaakt, studenten daarin begeleid en er geen boor aangeraakt. Van het schamele docentensalaris kon je ook toen de huur niet betalen, dus buffelde ik daarnaast noodgedwongen 2 dagen per week in de plattelandspraktijk van mijn vader, waar ik wel mijn eigen agenda kon bepalen, het vak heb geleerd en de tandheelkunde weer leuk begon te vinden.
Deze combinatie van boren en niet-boren, buffelen en uitbollen en doen en denken werkte dus uitstekend voor mij, maar gaf ik op, toen ik een eigen praktijk begon, dat wat iedere tandarts toen, na een tijdje waarnemen, deed en misschien in de nabije toekomst weer gaat doen, dankzij de wet DBA. Dat werd dus weer fulltime boren, want als eigenaar (en schuldenaar) moet je, zeker in het begin, altijd in je winkel aanwezig zijn om omzet te draaien en de kneepjes van het vak van praktijkhouder te leren.
Toen ik na enkele jaren boorvrees kon permitteren, werd het weer tijd voor iets anders naast de praktijk. Een differentiatie ofzo. Eigenlijk maakte het niet uit wat, zolang het maar niet teveel tijd kostte en een goed excuus was om de praktijk weer te kunnen ontvluchten. Gnathologie was drie jaar lang mijn redding, maar daarna moest er toch weer geboord worden toen ik het geleerde in de praktijk bracht bij SBT. Al snel baalde ik weer van de boorvrees en dit keer werd het tijd voor definitieve keuzes. Ik moest de boel maar  eens goed naar m’n hand zetten en waar kan dat beter dan in de eigen praktijk. Dat werd dus: dag SBT en hallo halve dagen in de eigen toko, mede mogelijk gemaakt door boortaak-delegatie aan ZZP-ers.
Parttime boren doe ik sindsdien zonder vrees en met meer plezier dan ooit en ik weet inmiddels: minder is voor mij niet alleen meer, maar ook veel beter!
Jerry Baas